Audio digitaliseren: van plaat tot tape
Het digitaliseren van geluidsdragers is een nieuwe dienst in ons portfolio. Audiotechnicus Marcel Strücker doet een boekje open over historische formaten en wat er komt kijken bij het archiveren van geluidsbestanden.
De eerste geluidsopname werd door de Fransman Édouard-Léon Scott de Martinville gemaakt. In 1850 legde hij op papier vast hoe geluid eruitzag, maar was hij niet in staat om de opname af te spelen. Hoewel indertijd meer wetenschappers zich met geluidsopname bezig hielden, bleek onder meer het idee van de Deen Valdemar Poulsen -om geluid niet mechanisch maar magnetisch vast te leggen- zeer interessant.
Uit zijn uitvinding, de Telegraphone, is in 1936 de eerste kunststof geluidsband voortgekomen. Het was een product van samenwerking tussen chemieconcern BASF en elektronicaconcern AEG. In de dagen dat geluid nog op grammofoonplaten en film werd vastgelegd, was behoefte aan betere opnametechnieken.
Standaarden
Door de ontwikkelingen als gevolg van die behoefte, ontstonden allerlei standaarden. Die betroffen onder meer de manier waarop de banden met audio werden ‘beschreven’, het formaat van de banden, het materiaal waarvan ze gemaakt werden, de snelheid waarmee geluidsband werd opgenomen en afgespeeld tot aan de manier waarop ze bewaard en gerestaureerd moesten worden.
‘Zomaar’ afspelen kan niet
Wereldwijd liggen archieven vol met geluidsbanden die niet altijd even goed worden bewaard. De chemische samenstelling van geluidsdragers wordt na verloop van tijd instabiel. De eerste generatie banden bestonden uit een drager van acetaatcellulose. Dit soort dragers wordt door de jaren heen broos. Daardoor wordt het afspelen ervan riskant en uiteindelijk onmogelijk. De opvolger van de acetaat cellulosedrager, polyester, scoort op dat punt beter. Toch geven polyester dragers op den duur net zo goed mechanische en chemische problemen, die het afspelen van een band onmogelijk kan maken. Zo nu en dan moet er een specialist bij komen om het probleem te verhelpen.
Metadata
Conserveren betekent niet alleen audio, maar ook metadata overzetten naar een digitaal systeem. Veel bedrijven zetten enkel de audio over. In dat proces gaan de gegevens van de opname vaak verloren. Dat levert vooral in de toekomst problemen op. Als niet meer duidelijk is wat er op de opname te horen is, dan is de context zoek. Research waarmee oorsprong en betekenis van een opname moet worden achterhaald, kost dubbel zoveel geld. Als papierwerk bij een opname ontbreekt of niet in orde is, dan kan dat ook tot serieuze copyrightkwesties leiden.
Legio formaten
De markt is de afgelopen decennia overspoeld met allerlei analoge en digitale band-, schijf- en schrijfformaten Wij kunnen de meest gangbare formaten digitaliseren en meestal goed restaureren. Grammofoonplaten zijn tot op zekere hoogte redelijk betrouwbare geluidsdragers. Als platen onder de juiste omstandigheden bewaard en afgespeeld worden, dan blijven ze gemiddeld 80 tot 100 jaar goed. Dat geldt in mindere mate voor schellakplaten die broos worden, daardoor breukgevoelig en uiteindelijk niet of nauwelijks afspeelbaar zijn. Er zijn heel wat verschillende soorten schellakplaten in omloop. Met name in de periode tot circa 1930 werden verschillende soorten grondstoffen gebruikt om de kwaliteit of duurzaamheid te verbeteren. De groeven in dit soort platen volgen niet altijd dezelfde standaard. Het is dus altijd de vraag wat voor soort naald moet worden toegepast, om een 78-toerenplaat goed af te spelen. De ene groef is breder dan de andere. Er zijn platen die van binnen naar buiten, van buiten naar binnen, lateraal of transversaal of op 78, 80, soms zelfs 100 toeren per minuut moeten worden afgespeeld. Behalve de handelsplaten kennen we ook snijplaten, waarop amateurs en professionals indertijd geluid vastlegden. Vooral het conserveren van dit soort materiaal is soms een stevige uitdaging.
Vinyl
Met de introductie van 7 inch singles en 10 en 30 inch langspeelplaten van vinyl (1948) verbeterde de geluidskwaliteit aanzienlijk. Er zijn echter geen garanties dat dergelijke platen zich altijd maar gemakkelijk laten digitaliseren. Groeven of het spindelgaatje van dergelijke platen kunnen scheef geperst zijn. Perserijen gebruikten een matrijs, waarvan een plaat wordt geperst, nog weleens te lang. Daardoor werden platen met een inferieure geluidskwaliteit in omloop gebracht. Als zo’n inferieur product het enige exemplaar is waarover een opdrachtgever beschikt, dan hebben we er een uitdaging bij. Ook kan het digitaliseren van hoezen problemen geven, onder meer doordat het drukwerk van mindere kwaliteit is en bij het scannen een moiréraster verschijnt. Het is dan slimmer om zo’n hoes niet te scannen maar te fotograferen. Ook dat is een kunst op zich.
Metadata
Ook voor het digitaliseren van grammofoonplaten geldt dat metadata foutloos moet worden overgezet (of dat incorrecte metadata moet worden gecorrigeerd). Als er wel audio is maar geen beschrijving van de inhoud, dan is de context waarin die audio gezien moet worden verloren. Als wij daarvoor opdracht krijgen, doen we vaak in opdracht van onze opdrachtgevers research naar de herkomst van audio en welke context die moet worden beluisterd. Dat levert soms opvallende verrassingen op, maar -wees gewaarschuwd- ook nog weleens wat steviger facturen. Bedenk wel: dat zijn éénmalige uitgaven. Een goed gedigitaliseerd archief is betrouwbaar gereedschap voor de toekomst.
Mono versus stereo
Geloof het of niet: experimenten met stereo geluid begonnen al in 1881 maar het was de Britse wetenschapper Alan Blumlein die in 1932 stereo geluid voor het eerst op plaat vastlegde. Al vrij snel daarna werd stereo audio op geluidsfilm en geluidsband ontwikkeld. Met de komst van meersporen opnametechniek vroegen audiotechnici zich af hoe je al die geluidskanalen zodanig mixt, dat een stereo geluidsdrager zonder problemen op een mono apparaat kon worden afgespeeld. In de beginjaren van stereo audio is veel geëxperimenteerd. Een stereo opname is daardoor niet altijd mono compatible.
Sommige problemen kunnen we oplossen, sommige niet. Wij kijken per geval of het de moeite waard is om een restauratiepoging te wagen. Als een opdrachtgever ermee akkoord gaat, dan factureren we op basis van best effort; het onder omstandigheden hoogst haalbare resultaat. Wij benadrukken dat het altijd wijs is om het bederf van uniek audiomateriaal op z’n minst een halt toe te roepen door het te digitaliseren. Wie weet over wat voor geweldig gereedschap wij over vijf jaar kunnen beschikken, waarmee zo’n opname achteraf nog kan worden gerestaureerd? Het is dan nog maar de vraag of het analoge origineel dan nog af te spelen is, zodat het pas op dat moment kan worden gedigitaliseerd.
Tekst: Marcel Strücker